Duurzame mobiliteit voor een negenjarige
Op de fiets met zoon van 9 naar voetbalkamp komen we langs een busje. Het is een mooi en raar busje: oud, gedeukt, roestig, oldtimer, een merk dat ik niet ken, leeg van binnen, oogstrelend in schaduw en zon onder een even prachtige oude boom.
“Kijk eens,” zeg ik tegen zoon, “daar schuif je zo een tweepersoonsmatras in. Zou je daar een camper van kunnen maken?”
“Nee,” zegt wijze zoon, “die is veelste vervuilend mam, en die kost veelsteveel benzine.”
“Maar je kunt hem misschien ombouwen naar elektrisch? Ariane ging op vakantie met een camper met een zonnepaneel op het dak, weet je nog?”
“Echt?”
“Dat kan eigenlijk al heel lang. Toen ik 9 was had opa een plekje in een garage naast het huis. In een rijtje van 5 garageboxen naast elkaar. Opa zat in het midden. Hij had een blauwe kever. En op de hoek rechts was een meneer altijd aan het klussen aan zijn auto: die was z’n auto aan het ombouwen naar elektrisch.
In het jaar dat jij in mijn buik zat begon het elektrisch rijden hier in Nederland, als experiment. Er kwam een taskforce. Dat was een groepje mensen met heel veel goede ideeën en heel veel vrienden. Zij kregen de opdracht om ervoor te zorgen dat er in Nederland de eerste elektrische auto’s gingen komen. De autofabrieken konden die auto’s toen net maken. Het was toen vooral moeilijk om een batterij te maken waarop je lang genoeg kon rijden.
Er was toen een meneer die vond dat de ministers het goede voorbeeld moesten geven. Maar ja, die hadden al een auto. Een nieuwe zat er even nog even niet in: de auto die ze hadden was nog goed genoeg en er was geen geld voor een nieuwe. En trouwens: zomaar een auto wegdoen voor een nieuwe is ook niet zo duurzaam. Dus bedacht die meneer: we gaan die dienstauto’s ombouwen: benzinetank eruit, batterij erin, beetje knutselen aan de motor, en klaar.”
“Is het zo makkelijk?”
“Ja! Er waren toen 2008-2009 al bedrijven die dat konden en deden. Dus kwam er een elektrische dienstauto. Maar daar werden mensen in het ministerie boos over. Die vonden dat het toch een nieuwe had moeten zijn, en zo’n ombouwauto was toch niet veilig! De elektrische dienstauto verdween weer. En er kwam toch een nieuwe.”
“O,” zegt zoon en aan de toon van zijn ‘O’ hoor ik dat hij zich vraagt zich af wat hij daar van vindt, “Vertel verder!”
“Dit jaar heeft de rechter in Duitsland besloten dat oude dieselauto’s in sommige grote steden niet meer mogen rijden omdat de uitlaatgassen de lucht teveel vervuilen. En in Frankrijk en Engeland wordt rijden op benzine en diesel helemaal verboden over 12 jaar. Dan kunnen wij dus alleen nog maar naar Frankrijk op vakantie met een elektrische auto. Moeten we nu alvast gaan sparen.”
“Of met de trein.”
“Ja, of met de trein. Of met het vliegtuig?”
“Nee mam, dat is ook te vervuilend. En trouwens, dat kun jij helemaal niet betalen!”
Dat is waar, te duur voor een gezin met 4 kids in het hoogseizoen… ik zucht. Andere gedachte: “En wat gebeurt er dan met alle franse benzineauto’s? Gooien we die allemaal weg?”
“Ja, mam, En wat als er Fransen zijn die geen geld hebben voor een nieuwe auto?Zouden ze dan hun oude auto mogen ombouwen naar elektrisch?”
“En al die prachtige oude campertjes? Zou je die mogen ombouwen? En kan dat nou al veilig en met genoeg snellaadcapaciteit van hier naar Zuid Frankrijk” #dtv
Het was een mooi gesprek, zo met zijn tweeën op de fiets naar voetbal. De laatste vakantieweek. Schaarse quality time met mijn uithuizige zoon.